De thorax


De longen hangen in feite aan de beide hoofdbronchi in de thorax. Ze zijn bekleed met pleura visceralis en de thoraxwand met pleura parietalis. De intrapleurale ruimte is gevuld met sereus vocht dat het vrij bewegen van het longoppervlak ten opzichte van de thoraxwand garandeert. omdat de longen de neiging hebben te collaberen en de thorax de neiging heeft uit te zetten, is de druk in de pleuraruimte negatief. De elastische kracht van het longweefsel die het samenvallen van de long veroorzaakt, wordt recoil-kracht genoemd. De FRC(functionele residucapaciteit) is het volume in de long waarbij de long en thoraxkrachten in evenwicht zijn. Dit moment valt na elke normale expiratie. De verandering van het longvolume(inspiratie en expiratie) wordt bereikt door met de ademhalingsspieren drukverschillen te creëren tussen de long en de buitenlucht. Voor een nauwkeurige beschrijving van de drukken die bij inspiratie en expiratie van belang zijn, worden de volgende drukken gebruikt:

De intrapulmonale druk, de intra-abdominale druk en de intrapleurale druk.

De volgende druk gradiënten worden hierbij gebruikt:

  • De trans airway pressure is het drukverschil tussen de intrapulmonale druk en de atmosferische druk en is het gevolg van de luchtweerstand.
  • De transpulmonale druk is het verschil tussen de pulmonale druk en de pleuradruk en wordt veroorzaakt door compliantie van de long.
  • De transthoracale druk is het drukverschil tussen de atmosferische druk en de pleuradruk en wordt veroorzaakt door luchtweerstand en longcompliantie.
  • De transdiafragmatische druk is het drukverschil tussen pleuradruk en de abdominale druk en is het gevolg van diafragma activiteit en abdominale spierspanning.

 

De thoraxruimte neemt bij een rustige inademing in volume toe door contractie van het diafragma, de parasternale intercostale spieren en de scalenusspieren. De pleuradruk is negatief. De expiratie is een passief proces en is afhankelijk van de recoil krachten van het longweefsel. Tijdens een spontane uitademing wordt de pleuradruk positief. Bij beademing heersen geheel andere drukverhoudingen. Bij de inspiratie heerst een positieve druk. Deze gemiddeld hogere intrathoracale druk tijdens beademing beperkt de terugstroom van het bloed naar het hart, de veneuze return daalt en hierdoor neemt het hartminuutvolume dus af. Vooral bij patiënten met een intravasale ondervulling kan dit leiden tot ernstige hypotensie.


Bron: Leerboek intensive-care-verpleegkunde.