Pressure support -Spontaan - CPAP


In tegenstelling tot pressure control beademing is niet tijd de trigger om ondersteuning van de machine te krijgen maar de patiënt is de trigger hiervoor. Wanneer de beademingsmachine merkt dat de patiënt probeert een ademteug te starten zal de machine de ondersteuning meegeven(Psupp/ASB).

Wat dus al een groot verschil maakt tussen pressure control beademing en pressure support beademing, is dat je bij deze vorm geen ademhalingsfrequentie in kan stellen.

 

Deze vorm van beademing kan dus ook alleen ingezet worden bij patiënten met een eigen ademhaling, anders zal de machine overschakelen op apneu ventilatie mits deze is ingeschakeld.

 

Bij pressure support kan je de volgende instellingen gebruiken om je beademing in te stellen.

Voor het oxygenatie gedeelte kan je de Fio2 en PEEP instellen.

Voor het ventilatie gedeelte de ASB/Psupp

 

FiO2: Dit is de zuurstofconcentratie in de inademingslucht die wordt uitgedrukt als een O2-concentratie. Als voorbeeld 40 procent zuurstof geeft een FiO2 van 0,4 en 100 procent zuurstof een FiO2 van 1,0.

 

PEEP: PEEP oftewel positieve eind expiratoire druk. Dit is de druk aan het eind van de expiratie. Een PEEP van 10 is een tegendruk van 10cmH2O boven de buitendruk/omgevingsdruk. Deze druk wordt gebruikt om bij beademde patiënten aan het eind van de expiratie de luchtwegen gemakkelijker open te houden met als doel de oxygenatie te verbeteren. PEEP heeft als doel om de alveoli open te houden.

 

ASB/Psupp: Dit is de druk die je instelt om mee te geven wanneer een patiënt triggert om adem te halen. Met deze ondersteuning wordt dus de grote van het teugvolume beïnvloed van je patiënt. Je kan hier ook indirect de ademfrequentie van de patiënt mee beïnvloeden. Wanneer je patiënt bijvoorbeeld enorm naar ''lucht ligt te happen'' kan het zijn dat voor de patiënt de ondersteuning te laag staan. In sommige gevallen hebt het om de ASB/Psupp dan hoger te zetten. Dit ondanks dat bijvoorbeeld de teugvolumen al groot genoeg zijn. Hierdoor kan soms de ademfrequentie dalen en het teugvolume acceptabel blijven.

 

Tevens stel je de Ramp(drukstijgtijd) in, dit is de tijd die nodig is om bij een inspiratie de maximale druk te bereiken. Synoniemen hiervoor zijn: rise time, delta, ramp. Door de drukstijgtijd te veranderen, verandert de flowsnelheid in het allereerste begin van de inspiratie. Bij een korte drukstijgtijd wordt de luchtstroom groter(meer aanbod), wat soms een positief effect kan hebben bij patiënten die naar lucht happen. Andersom kan ook: door het gebruik van een langere drukstijgtijd wordt de luchtstroom lager, wat door sommige patiënten als prettiger wordt ervaren. Zo kan de drukstijgtijd worden gebruikt om de synchronie tussen beademingsmachine en patiënt te verbeteren. 

 

 



Bron: